Virusscan

Wanneer u op de opdrachtregel een bepaald gebied op virussen wilt scannen en kwaadaardige objecten wilt verwerken, gebruikt u een opdracht die er in het algemeen als volgt uitziet:

SCAN [<scanobject>] [<actie>] [<bestandstypen>] [<uitzonderingen>] [<rapportinstellingen>]

Schijfnamen moeten worden opgegeven in hoofdletters, bijvoorbeeld C:/bestand.txt, waarbij C de naam van de schijf is.

Beschrijving van de instellingen:

<scanobject> : deze parameter geeft de lijst met objecten die op schadelijke programmacode worden gecontroleerd.

De parameter kan verschillende waarden uit de gegeven lijst bevatten, gescheiden door spaties.

<bestanden>

Lijst met paden naar de te scannen bestanden en/of mappen.

U kunt een absoluut of relatief pad naar het bestand invoeren. Items in de lijst worden met een spatie van elkaar gescheiden.

Opmerkingen:

  • Als de objectnaam een spatie bevat, moet deze naam tussen aanhalingstekens worden geplaatst.
  • Als u een bepaalde map selecteert, worden alle bestanden hierin gescand.

<schijfnaam>:/<map>

Scan de opgegeven schijf, waarbij <schijfnaam> de naam van de schijf is en <map> het pad is naar de te scannen map.

<actie>: deze parameter bepaalt welke actie ondernomen wordt op kwaadaardige objecten die tijdens de scan worden gedetecteerd. Als deze parameter niet is gedefinieerd, wordt standaard de actie met de waarde -i8 uitgevoerd.

-i0

Onderneem geen actie met het object, leg de bijbehorende informatie gewoon vast in het rapport.

-i1

Repareer geïnfecteerde objecten en sla ze over als desinfectie mislukt.

-i2

Repareer geïnfecteerde objecten en verwijder ze als desinfectie mislukt. Verwijder geïnfecteerde objecten die deel uitmaken van samengestelde objecten niet. Verwijder geïnfecteerde samengestelde objecten met uitvoerbare kopgegevens (.sfx-archieven).

-i3

Repareer geïnfecteerde objecten en verwijder ze als desinfectie mislukt. Verwijder samengestelde objecten in hun geheel als geïnfecteerde delen niet verwijderd kunnen worden.

-i4

Verwijder geïnfecteerde objecten. Verwijder samengestelde objecten in hun geheel als geïnfecteerde delen niet verwijderd kunnen worden.

-i8

Vraag bij detectie van een geïnfecteerd object de gebruiker welke actie moet worden uitgevoerd

-i9

Vraag de gebruiker om actie aan het eind van de scan.

<bestandstypen>: deze parameter definieert de bestandstypen die onderworpen zullen worden aan een antivirusscan. Als deze instelling niet is opgegeven, worden standaard geïnfecteerde bestanden alleen gescand op inhoud.

-fe

Geïnfecteerde bestanden worden alleen op extensie gescand.

-fi

Geïnfecteerde bestanden worden alleen op inhoud gescand.

-fa

Alle bestanden worden gescand.

<uitzonderingen>: deze parameter bepaalt welke objecten van de scan worden uitgesloten.

De parameter kan verschillende waarden uit de gegeven lijst bevatten, gescheiden door spaties.

-e:a

Geen archieven scannen.

-e:b

Geen e-mailbestanden scannen.

-e:m

E-mails met alleen tekst niet scannen.

-e:<bestandsmasker>

Objecten die voldoen aan het masker niet scannen.

-e:<seconden>

Sla objecten over als het scannen langer duurt dan de tijd die is opgegeven in de parameter <seconden>.

-es:<Groottelimiet container>

Sla samengestelde bestanden over met een grootte (in MB) groter dan de waarde opgegeven in de parameter <Groottelimiet container>.

Voorbeeld:

Scan de map met documenten en instellingen en het station <D>:

SCAN D: “C:/Documents and Settings”

Virusscan